vrijdag 6 februari 2009

Balinees bouwen

En dan hebben we het hier over de methode.

Als je kijkt naar traditionele houten Balinese huizen, valt misschien een bepaalde constante op: ze bestaan eigenlijk uit een dak dat rust op dikke palen, waar naar behoefte wanden van gevlochten palmblad tussen zijn geplaatst.

In de meest elementaire vorm, zonder wanden, spreken we over een balé: vrij vertaald een gemeenschappelijke ruimte voor de familie of de banjar. Een dak op palen, vaak mooi bewerkt. Hiernaast zie je er eentje in het paleis van Ubud.

De in onze streken gebruikte methode van muren die het dak dragen komt hier niet voor en dat is met een reden: bij een aardbeving (en die komen hier heel veel voor) kunnen die muren instorten en dan krijg je het dak op je hoofd als je binnen zit.

Dat is best wel niet fijn.

Ons huis (en dat is verplicht hier en wordt nauwkeurig gecontroleerd) moet ook op deze wijze worden gebouwd, en wel als volgt:
Een anderhalve meter diepe fundering van rivierstenen en cement, met om de 4 meter een gat: zo ontstaat als het ware een raster van vier bij vier meter.
In elk gat een pilaar van gewapend beton, die tot 4 meter boven de uiteindelijke vloer uitsteekt. Op de fundering wordt iedere pilaar met een gewapend betonnen ligger verbonden met de vier andere die het dichtst bij staan: zie het als het verbinden van de kruispunten van ruitjespapier door de horizontale lijntjes.

Die dwarsverbinding (waardoor iedere pilaar dus eigenlijk met een vierkante ”ring” is verbonden met de andere) wordt op 4 meter hoogte herhaald. Op de foto hiernaast kun je dat goed zien.

Zo ontstaan dus kubussen van 4 bij 4 meter die in een fundering zijn verankerd; deze vormen de basisconstructie van ons huis.
Muren hebben geen dragende functie, alle muren kunnen bij een aardbeving dus gewoon instorten. De pilaren zwaaien heen en weer, de twee ringen onder- en bovenaan iedere pilaar zorgen ervoor dat-ie niet kan omvallen: de andere pilaren van de ring steunen en nemen de kracht over. Het dak blijft dus intact.

Dan is het natuurlijk wèl belangrijk dat de wapening van de pilaren van voldoende dik staaldraad is gemaakt en dat de aannemer de verhouding zand / cement bij het maken van beton goed houdt en niet een paar zakken cement laat verdwijnen.
En: hoe lichter de dakconstructie, des te beter. Wij hebben daarom besloten om niet de traditionele houten of betonnen dakbalken te nemen met een stenen pannendak of riet (alang alang) , maar te gaan voor aluminium: een hele lichte constructie met aluminium-dakpannen, die zijn bekleed met siliconen en steenslag zodat ze geen lawaai maken bij regenval. Dat heeft een paar grote voordelen:
- het is licht, dus lagere belasting van de pilaren
- er komt geen ongedierte in het hout en alang alang
- de warmteafgifte van aluminium is hoog, dus blijft het huis koeler
- het bouwen gaat snel
-
Veel buitenlanders bouwen hier trouwens hun huizen met houten pilaren, die in een betonnen sokkel staan. Dat is mooier!

Echter, dat is (en dit vertelde Christiaan me) buiten de rayab gerekend. Die villa’s van buitenlanders staan meestal op grond waar palmbomen hebben gestaan; in de wortels van die palmen woont een beestje dat “rayab” heet en daar blijft, ook als de palm is verdwenen.

Deze beestjes vreten zich dwars door beton heen als ze daarmee bij die mooie houten pilaren kunnen komen. En zo kan het gebeuren dat je je mooie villa na 3 jaar alweer kunt herbouwen – opgevreten. De enige remedie is de gaten waar de boomstronken uitkomen vergiftigen.

Maar dan heb je natuurlijk de termieten nog.....

Wij gaan dus voor beton.

Geen opmerkingen: